4e boek, nr. 45 - 182v


                                                                                                                                                                    H O M E    S I T E M A P     C O N T A C T     


2-11-1782

Uit het: REQUESTBOEK CONCERNEERENDE DE HEEREN BURGEMEESTEREN EN REGEERDERS DER STAD DELFT


GESCHIL MET ADRIAEN SCHOLLAART

 

Adriaen Schollaart wendt zich tot het stadsbestuur van Delft als beurtschipper van Delfshaven op Leuven en Mechelen (kennelijk als opvolger van Sijbrand de Vries, zie ‘3e boek, nr. 45 - 43v). Hij meldt dat hij alle goederen die hij voor Rotterdamse kooplieden van en naar de voornoemde plaatsen vervoert, aan beurtschippers van Delfshaven op Rotterdam overgeeft, waardoor die beurtschippers aanmerkelijk voordeel genieten. En dat hij echter heeft ondervonden dat Matthijs Besselaar, beurtschipper van Delfshaven op Rotterdam, “den suppliant onder voorwendsel van andere goederen voor particulieren te moeten laaden, heeft geweigerd goederen voor den suppliant te laaden, waardoor de suppliant grootelijks werd geprejudicieerd en buijten staat zoude worden gesteld de coopluiden behoorlijk te bedienen en sijne reijse te bevorderen, waaraan zomtijds een heele somma gelds te verliezen soude weesen”.

 

Schollaert verzoekt het stadsbestuur Matthijs Besselaar een vervoersplicht op te leggen, een schuit gereed te houden voor den suppliant en hem te “grieven” (te gerieven, van dienst zijn) bij het laden en lossen en “daardoor de suppliant in het volbrengen der reijsen behulpsaam te weezen”.

Het stadsbestuur stelt het rekest in handen van Mr. J.L. de Bruyn, alhier als deeken van het Groot Schippersgilde, “omme na verhoor van Matthijs Besselaar, het stadsbestuur van sijne consideratiën te dienen”.

Aan deze zaak is een kleine studie gewijd, verschenen in het Rotterdamsch Jaarboekje 1942 van de hand van Dr. A.C. Kersbergen.

 

Samengesteld door John H.M. Postmus te Rotterdam

   

 

        


S I T E M A P     C O N T A C T