CORNELIA ANNA MESMAN EN HAAR LEVEN ALS DIENSTBODE


                                                                                                                                                                    H O M E    S I T E M A P     C O N T A C T     


CORNELIA ANNA MESMAN EN HAAR LEVEN ALS DIENSTBODE

 

De op 1-5-1784 te Rotterdam geboren Cornelia Anna Mesman zal in 1808 trouwen met Johannes Roos die afkomstig is uit Den Haag en daar op 28-11-1786 is geboren. Zijn beroep is schrijnwerkersknecht, d.w.z. ambachtelijk meubelmaker. Ze krijgen samen drie dochters, maar Jan overlijdt al jong, in 1813 te Rotterdam. Rond 1815 woont Cornelia als jonge weduwe in Delft, waarschijnlijk als dienstbode. Zij zal niet meer hertrouwen.

 

Het beroep van dienstbode

 

Zowel Cornelia als haar dochters werken als dienstbode, want er moet wel brood op de plank komen. Meestal vinden ongehuwde vrouwen dan kost en inwoning bij het gezin waar zij werken. Dit totdat ze zelf trouwen en kinderen krijgen, want dan zorgt de echtgenoot voor eigen woonruimte. Na hun huwelijk kunnen ze nog wat bijverdienen als wasvrouw of als werkster.

 

Begin 19e eeuw zijn dienstbodes een alledaags verschijnsel, zowel in de stad als op het platteland. Ze werken in de huishoudens van de adel en de gegoede burgerij; ze zijn in dienst bij doctoren, notarissen en onderwijzers; ze maken zich onmisbaar op pastorieën en in de gezinnen van ambtenaren en officieren in alle delen van het land. Alleen in de arbeidersbuurten ontbreken ze, want daaruit zijn ze juist afkomstig: een leger gedienstigen in gesteven schort dat bij de 'betere standen' het werk doet, onder meer omdat de vrouw des huizes daar geen tijd voor heeft of het beneden haar stand vindt.

Hoe groot het aantal vrouwen was dat dienstbode is geweest, is niet precies bekend. Beroepstellingen zijn niet helemaal betrouwbaar omdat vooral gehuwde vrouwen zelden opgeven dat ze buitenshuis werken. In grote lijnen is ongeveer de helft van de Nederlandse vrouwen werkzaam als dienstbode, wasvrouw, kokkin of werkvrouw.

Zelfs dienstboden maken lange dagen, dat is zeker, en het werk is vaak zwaar. Ook omdat veel hulpmiddelen die we tegenwoordig heel normaal vinden, ontbreken. 's Ochtends moet de kachel worden leeggehaald en opnieuw aangestoken. Dan worden de bedden afgehaald, de lakens en dekens uitgeklopt en de slaapkamers op orde worden gebracht: bedden opmaken, waskommen schoonmaken, lampetkannen bijvullen.

Vervolgens wordt de woonkamer gestoft. Op vaste dagen dienen de meubels geboend en de tapijten te worden geklopt; op andere momenten moet eindeloos veel koper worden gepoetst, vanaf de traproeden tot het naamplaatje aan voordeur. Tot de zware karweitjes behoort het dweilen van de keuken en de gang en het boenen van het zeil. Erg zwaar en tijdrovend is ook het werk in de keuken en op maandagen de grote was, met wasbord en mangel en het strijken daarna.

Boodschappen doen is voor iedere dienstbode een uitje. Ze is even buiten en onder het oog van mevrouw uit, ze kan een praatje maken met collega's en winkeliers en er is altijd wel even tijd om te 'sjansen' met huisknechten, koetsiers of ander mansvolk op straat.

Veel te vertellen hebben de dienstbodes niet. Maar dat is thuis niet veel anders, dus ze zijn niet anders gewend. Over het algemeen zijn ze onderdanig, maar ook hun vaders staan meestal met de pet in de hand. Meisjes die in betrekking zijn bij adel of gegoede families mogen zich gelukkig prijzen. Daar hoort het dienstpersoneel praktisch tot het gezin en ontstaat vaak een vriendschappelijke relatie met de opgroeiende kinderen.

De kerken en filantropische instellingen van die tijd zijn van oordeel dat een meisje uit de volksklasse als dienstbode heel wat kan leren. Huishoudelijk werk is immers een ideale voorbereiding op het huwelijk en huishoudscholen bestaan nog niet. De sfeer in een goed gezin valt te verkiezen boven die op de fabriek waar de meisjes weinig méér leren dan vuile praatjes en een brutale mond. De 'fabrieksmeiden' staan op de maatschappelijke ladder dan ook heel wat lager aangeschreven dan dienstbodes.

Voor een volkskind dat het in haar 'dienstje' niet al te slecht treft, valt inderdaad heel wat te leren: omgangsvormen die ze van huis uit niet kent, een beetje algemene ontwikkeling, hygiëne en de fijne kneepjes van het huishoudelijke werk. Veel meisjes vinden het maar wat interessant om de dinertafel te dekken met damast, zilveren bestek en prachtige kristallen glazen. Ze zien de schilderijen aan de muur, horen de gesprekken tussen mevrouw en meneer over de schouwburgvoorstelling of die tussen de opgroeiende kinderen over de nieuwste mode of het leven op school. Veel jonge dienstbodes profiteren later van de ervaringen die ze in betrekking hebben opgedaan en kunnen daardoor hun gezin meer geven dan ze vroeger thuis hebben meegekregen.

 

Maar veel dienstbodes hebben het toch echt zwaar. Ze worden bot behandeld, veel verdienen ze niet en de omstandigheden waarin ze moeten werken laten nogal eens te wensen over. Toch is er in die tijd veel meer acceptatie. Het is nou eenmaal zoals het is, anders zal het niet worden. Dan kun je je maar beter aanpassen en proberen er het beste van te maken. En vanuit die houding ontstaan soms ook relaties en huwelijken ‘omhoog’, zoals ook Maria Roos, de jongste dochter van Cornelia Anna Mesman, zal overkomen.

Cornelia heeft kennelijk een goede band met haar jongste dochter Maria Roos, en dankzij deze twee vrouwen zal de familie Mesman in de 19e eeuw een opwaartse spiraal meemaken, in tegenstelling tot Cornelia’s broer Casparus, zoals later zal blijken.

Waar en wanneer weten we niet, maar Maria Roos treedt waarschijnlijk in dienst bij de gegoede (katholieke) familie Otterspoor afkomstig uit Den Haag. De heer des huizes is Lucas Johannes Otterspoor, rijksambtenaar bij de belastingen in de rang van commies.1)

 

Dienstbode te Koudekerk, huwelijk met Lucas

 

Lucas wordt door zijn werk regelmatig overgeplaatst en gezien zijn woonplaatsen zal hij met de douane te maken gehad hebben, c.q. de belastingheffing op geïmporteerde goederen. Wanneer zijn vrouw Maria Thoen in 1849 op 30-jarige leeftijd overlijdt, wonen zij in het dorp Koudekerk, tegenwoordig onderdeel van Alphen aan den Rijn. Maria Thoen laat drie jonge kinderen na, en het duurt niet lang of Lucas vraagt zijn dienstbode Maria Roos ten huwelijk. Dat wordt in 1850 voltrokken in haar geboorteplaats Rotterdam. Samen zullen ze nog drie kinderen krijgen.

Waarschijnlijk heeft ze bedongen dat haar moeder, de weduwe Cornelia Anna Mesman, bij het gezin komt inwonen. Alzo geschiedt en dat gaat goed, want Cornelia blijft de rest van haar leven bij het gezin Otterspoor inwonen, ongeacht naar welke gemeente hij wordt overgeplaatst. Ik vermoed dat ze meehielp in het huishouden en de verzorging van de kinderen. Zo wonen ze samen op de Voorstraat 57 te Brielle, in een pand dat nu op de monumentenlijst staat en verhuizen ze in 1861 naar de Varkenmarkt 338 te Dordrecht, waar Cornelia Anna Mesman op 15-6-1867 overlijdt.

 

In 1873 is Lucas inmiddels gepensioneerd rijksambtenaar en in 1877 verhuist het gezin weer naar Rotterdam, waar Lucas en Maria blijven wonen. Via de schoonfamilie Otterspoor en haar dochter Maria zal Cornelia Anna Mesman een talrijk nageslacht nalaten.

 

1) Commies (ook geschreven als kommies) is een voormalige ambtelijke rang in Nederland. Het gaat om een administratieve ambtenaar van middelbare rang, lager dan een referendaris, maar hoger dan een klerk. Boven, respectievelijk onder de commies, bestonden ook nog de rangen van hoofdcommies en adjunct-commies. In het spraakgebruik wordt de functie vooral geassocieerd met ambtenaren bij de belastingdienst of de douane.

 

Bronnen:

 

                                     Auteur:   Max Mesman

 

Samengesteld door John H.M. Postmus te Rotterdam

   

 

        


S I T E M A P     C O N T A C T