Generatie
|
23
|
Dossiernummer
|
6.938.818
|
|
Kwartiernummers
|
Voorouderechtpaar
|
Downline
|
Upline
|
6.938.818
|
ARNOUD(ARNOLD) VAN LEUVEN
|
|
|
|
6.938.819
|
N.N.
|
|
|
ARNOUD(ARNOLD)
VAN LEUVEN, heer van Herstal en Gaesbeek, door huwelijk heer
van Breda, geb. ± 1250, overl. 30-7-1287, zoon van Godfried
Van Leuven en Maria
Van Oudenaerde, huwt ± 1268 met Isabella(Ijzenbele)
van Breda, vrouwe van Breda, geb. ± 1250, overl. 10-2-1280; hun huwelijk bleef
kinderloos. Toch had Arnoud nog een dochter, t.w. ALEYDA VAN
LEUVEN (nr. 3.469.409), van een andere onbekende vrouw.
Na de dood
van Arnold
van Leuven,
heer van
Breda, erven de naastbijzijnde erfgenamen Rasso van
Gaveren Liedekerke de latere Baronie van
Breda en Gerard van
Wesemaele de latere Markiezaat van
Bergen op Zoom. Rasso van
Gaveren Liedekerke was een zoon van
Rasso van
Gaveren Liedekerke en Sophia van
Breda. Gerard van
Wesemale was een zoon van
Arnold van
Wesemaele en Beatrix van
Breda. Sophia en Beatrix waren zusters en kinderen van
Godfried van
Breda, gehuwd met Luitgard van
Perk-Vilvoorde, zoon van
Godfried van
BRABANT en Maria van
OUDENAERDE.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
ARCHIEFBRONNEN
|
|
Archief
|
Regestenlijst
oorkonden Begijnhof Breda
Stadsarchief
Breda
|
Nummers
|
Bekend
|
Inhoud
|
REGB002
1269-05-01
|
gezien
|
Dit is de oudst bewaard gebleven oorkonde (bezegelde akte) uit
het Begijnhofarchief van Breda en behoort tot de oudste Middel-nederlandse
oorkonden. Het dateert van 1 mei 1269. De zegels van de
oorkonders en de stad zijn in groene was, waarvan de zegel van
Ar-noud van Leuven ernstig is beschadigd.
Samenvattend
vertelt deze oorkonde, dat IJzenbele, vrouwe van Breda, dochter
van heer Henric van Breda, en haar man en voogd heer Arnout van
Leuven, heer van Breda, oorkonden, dat zij met de poorters van
Breda, ten bate van de kerk aldaar, een erfcijns groot 30
schellingen en 4 pennin-gen, te betalen op St. Maarten, gaande
uit de herencijns van Breda en door hun voor-gangers aan deze
kerk geschonken, verkocht hebben aan meester Arnout van Covorden,
waarvoor de heer jaarlijks zal ontvangen 2 penningen te betalen
op St. Bavo.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Van het
bovenstaande nummer is hieronder weergegeven:
1.
Transcriptie
van de originele tekst;
2.
De
omzetting ervan in modern, begrijpelijk Nederlands;
3.
Een
afbeelding van het originele document.
|
1.
Transcriptie
van de originele tekst.
Ic
IJzenbele, vrouwe van Breda, wittechdeghe doihcter mins her
Henrics, sheren van Breda, ende mine heer Arnout van Lovene, min
witteghe man, here van Breda, ende min monbore, wi maken cont
allen die nu sien ende die noich wesen zolen, dat wi ende die
portere van Breda dies overen hebben ghedraghen, dat wi hebben
vercoicht dor de nohit ende dor d’orbere der kerken van Breda
tir thiet, doen men makede den stenne moinster the Breda, enen
dertech scellenghe ende vier pennenghe, dien men gheilt oppe
sente Mertins dach ende die onse vorderen ter kerken gaven in
gherechter almossen.
Ende dien hevet ghecohet meister Arnout, dien men heet van
Covorden, in alsucter vorwerden dat hi en sal hou- den van oins
the gherechten erve omme twe penninghe lovensche, the sente
Bamisse the gheldene , the latene sinen wittegen erven the mans
levene ende the lans leghere.
Desen zelven sins dertich secellinghe ende vier
penninghe lovensche, dien sal hi nemen en zente Mertins daghe
uthe onsen seinze van Breda, bidien dat almossene was ende wi en
vercohict hebben erfleke, zoe zette wine the vonnesse ende the scependome
ende ten zoilken rechte, alse ander porter hoer witteleke erve
houden.
Omme dese vorwerden tho houdene witteleke ende redeleke allen
denghenen di er geghen spreken moichten, zo hebbe wi er
anegheanghen onsen zeghel: ic vrouwe van Breda ende ic min here
Arnout here van Breda, die der vrouwen wittheleke man been, ende
wi, de porit van Breda, onzen zeghel.
Dese
vorworde was ghemaket ende bescreven do men screife van ons
Heren jaren dusent jaer twe hondert jaer ende neghenensestech
jaer, thingaende meie.
|
2.
De
omzetting ervan in modern, begrijpelijk Nederlands.
Ik
IJzenbele (Isabella), vrouwe van Breda, wettige dochter van mijn
heer Henric, heer van Breda en mijn heer Arnout van Leuven, mijn
wettige man, heer van Breda én mijn voogd, wij maken bekend aan
allen die nu zijn (leven) en die in de toekomst zullen zijn, dat
wij en de poorters (stedelingen) van Breda dit zijn
overeengekomen (namelijk) dat wij hebben verkocht, vanwege de
nood en ten bate van de kerk van Breda, toen men het stenen
kerkgebouw te Breda maakte, een cijns van dertig schellingen en
vier penningen die men betaalt op St. Maarten (11 november) En
die onze voorouders aan de kerk gaven als wettig geschenk.
En die (de cijns) is gekocht door meester Arnout die men noemt
heer van Covorden, op dusdanige voorwaarden dat hij de cijns zal
houden van ons als wettig erfgoed tegen betaling van twee
penningen Leuvens op St. Bavo (1 oktober) te betalen, achter te
laten aan zijn wettige erfgenamen zolang er vaste grond is en er
mensen leven (eeuwigdurend).
Deze cijns van dertig schellingen en vier penning Leuvens zal
hij nemen op St. Maarten uit onze cijnsen van Breda; aangezien
het een geschenk was en wij het verkocht hebben als erfgoed, zo
plaatsen wij het onder dusdanige rechtsregels die voor de
schepenbank gelden als waaronder andere poorters hun wettige
erfgoederen in eigendom hebben.
Om deze voorwaarden te handhaven op wettige en rechtmatige wijze
tegenover allen die tegen deze overeenkomst in zouden willen
gaan, hebben wij ons zegel hieraan gehangen: ik, vrouwe van
Breda, en ik, heer Arnout, heer van Breda, die de wettige
echtgenoot van mijn vrouw ben, evenals wij, de poorters van
Breda, ons zegel.
Deze overeenkomst was gemaakt en opgeschreven toen men schrijft
het jaar ons Heren duizend twee honderd jaar en negenenzestig
jaar, op de dag waarmee de maand mei ingaat.
|
.3.
Een afbeelding van het originele document.
|
|